Afgelopen maandag 27 maart hebben twee bestuursleden van het FDN-Fonds ingesproken bij de gemeenteraad van Heerenveen. Hieronder kunt u de teksten die zij uitspraken teruglezen. De eerste tekst is van Bert Altena, de tweede van Johan Frieswijk. Een verslag hiervan is ook te lezen in de Leeuwarder Courant.
‘Dank voor de mogelijkheid hier ons standpunt toe te lichten. In zijn cultuurnota schrijft het college van b&w te streven naar een bestendige vorm om “Het verhaal van Heerenveen” te vertellen. Bestendigheid is voor het Domela Nieuwenhuis Fonds, eigenaar van de inventaris van het Domela Nieuwenhuis Museum, ook van groot belang. Wetend hoe ons fonds met dubbeltjes en stuivers is opgebouwd en hoe trots de penningmeester was toen het in 1925 lukte om het Domela Nieuwenhuis Museum te openen, voelen wij ons uitermate verantwoordelijk voor dit erfgoed. Niet voor niets werd in 1999 voor een periode van minstens 35 jaar de inventaris aan het Museum Heerenveen in bruikleen gegeven. Nu wordt de bestendigheid, die wij nastreven, door het gemeentebestuur zelf ondermijnd en een zeer belangrijk doel van het Domela Nieuwenhuis Fonds onrealiseerbaar gemaakt. De gevolgen van deze nieuwe bezuiniging raken dus ook het Domela Nieuwenhuis Fonds zelf.
Wij zijn zeer gelukkig met de huisvesting in Heerenveen en hebben indertijd dan ook niet geaarzeld iets minder dan een derde van ons vermogen in de vormgeving van het Domela Nieuwenhuis Museum te stoppen. We hebben ook zeer veel vertrouwen in de huidige directrice en haar medewerkers. De goede perspectieven van dit moment en onze investeringen dreigen te worden vernietigd als de gemeente haar beleid ten aanzien van het museum niet verandert.
Moet het museum Heerenveen sluiten, dan is de kans groot dat het Domela Nieuwenhuis Museum uit Friesland zal verdwijnen. Daarmee verliest Heerenveen dan een uniek museum dat iets biedt wat je in andere musea niet kunt vinden. Het Museum is hier ook zeer op zijn plaats omdat Heerenveen in 1888 Domela Nieuwenhuis als eerste socialist in de Tweede Kamer bracht. Het kan bovendien een culturele verrijking voor Heerenveen betekenen. Ik noem drie aspecten. Ten eerste het feit dat Domela Nieuwenhuis de aandacht vestigt op de levensomstandigheden en het verzet daartegen van de veenarbeiders. Ten tweede is de culturele verheffing door Domela Nieuwenhuis van belang. Hij was een volksopvoeder die zich over vrijwel alle aspecten des levens heeft geuit. Dat maakt het Domela Nieuwenhuis Museum geen gewoon biografisch museum. Een bezoek aan het museum is een uitgelezen mogelijkheid voor de bezoeker om zijn of haar opvattingen over een breed scala aan onderwerpen aan te scherpen. Het is een bewustwordingsmuseum en niet een bekeringsmuseum.
Ten derde is van belang dat Domela Nieuwenhuis een figuur van nationale en internationale importantie was. Het museum biedt de mogelijkheid “Het verhaal van Heerenveen” in een breder verband te zien, de gemeente als het ware te verbinden met het regionale en nationale verhaal. Anderzijds maakt het Domela Nieuwenhuis Museum het ook mogelijk met “Het verhaal van Domela Nieuwenhuis” landelijk de aandacht op het culturele aanbod van Heerenveen te vestigen. Het Museum poogt dat ten eerste door de jaarlijkse Domela Nieuwenhuis-lezingen te realiseren. U vindt de lijst van onderwerpen en sprekers als bijlage bij onze reactie op de concept-cultuurnota. Ten tweede organiseert het museum tentoonstellingen die de invloed van Domela Nieuwenhuis en zijn beweging laten zien. Momenteel bereiden wij een tentoonstelling voor over de bekende kunstenaar Melle Oldeboerrigter (zijn ouders kwamen uit Friesland). Onze aanpak zal een heel nieuw licht op Melle doen schijnen.
Afgaande op de cultuurnota en de daarin vermelde extra gelden die kennelijk beschikbaar zijn hebben wij sterk de indruk dat de nu voorgestelde bezuiniging eigenlijk niet nodig is. Het is kennelijk een zaak van politieke wil of men het Museum Heerenveen onmogelijk wil maken of dat museum weer wil laten opbloeien zodat het ertoe doet.’
‘Meneer de voorzitter, geachte leden van de gemeenteraad
Allereerst bedankt voor Uw uitnodiging om mijn mening over de concept cultuurnota te mogen geven. In de uitnodiging stelt U de vraag of ik me zou herkennen in dit nieuwe beleid en waar bij de uitvoering daarvan eventueel rekening moest worden gehouden. Toen ik de tekst van de herziene nota begon te lezen was ik blij verrast. Daarin stond immers te lezen, wat ik in mijn reactie op de vorige versie had benadrukt: de rol die Domela Nieuwenhuis in het verleden in Zuidoost Friesland had gespeeld. Hij werd in 1888 de eerste socialist in de Tweede Kamer voor het kiesdistrict, waarvan Heerenveen het centrum was. Domela werd het boegbeeld van de socialistische beweging en de strijd om emancipatie van de Nederlandse arbeiders. Wanneer het ‘verhaal van Heerenveen’ verteld moet worden, konden naar mijn mening de hoofdstukken sociale strijd en politieke geschiedenis heel goed worden gegroepeerd rondom de collectie van het Domela Nieuwenhuis-museum in Heerenveen.
Ik bleef niet lang blij. Toen ik ging zoeken naar de consequenties van de erkenning van Domela’s rol in het Heerenveenster verleden, ontdekte ik dat ik blij was gemaakt met een dode mus. De nota van het college blijft zeer vaag over wat de gemeente met Museum Heerenveen en het Domela Nieuwenhuis-museum wil. De gigantische bezuiniging op Museum Heerenveen, waarin het Domela-museum onderdak vindt, blijft staan. En zo dreigt aan die samenwerking een eind te komen. Over een eigen museumgebouw, waar beide musea kunnen tentoonstellen– wat nodig is om een erkend museum te blijven – wordt niet gesproken. Collecties moeten worden afgestoten en de opmerking dat een koppeling aan de huidige locatie volgens het college niet nodig is, doet het ergste vrezen. Om museum Belvédère te redden mag Museum Heerenveen kennelijk worden geofferd.
Wanneer Museum Heerenveen gedwongen wordt het bijltje erbij neer te gooien of door moet gaan zonder eigen museum gebouw, komt een einde aan beide musea. U weet, wat verdwijnt komt nooit meer terug. Daarom hoop ik dat U een stokje steekt voor de boze plannen met Museum Heerenveen en het Domela-museum.’