Op 6 maart 2024 overleed Johan Frieswijk, sociaal-historicus en groot kenner van de arbeidersbeweging in Friesland. En ook van de betrekkingen van Ferdinand Domela Nieuwenhuis met die beweging. Hij was vele jaren nauw betrokken bij het werk van het Ferdinand Domela Nieuwenhuis Fonds. Ons bestuurslid Homme Wedman sprak, op verzoek van de familie, op 11 maart bij de uitvaartplechtigheid in Heerenveen. Hier volgt de bewerkte tekst van zijn rede:
Lieve Wendy, kinderen, verdere familie en vrienden van Johan:
ik schreef, na lang wikken en wegen, de volgende zin voor het lykpetear, mijn grafrede voor Johan: “Ik sta hier om een eresaluut te brengen aan Johan Frieswijk, het wandelende geheugen van socialisme en arbeidersbeweging in Fryslân.”
Toen ik eindelijk die openingszin op papier had staan, klonk er een stem in mijn hoofd: “Dat moest maar niet, het klinkt nogal militair”. En ik hoorde en zag Johan voor me, met het gebroken geweertje opgespeld, hetzelfde teken dat ik lang droeg.
Johan: ik sta hier als collega-historicus, als geestverwant en vooral als Domela-vriend. In die hoedanigheid hadden we de laatste maanden enkele voor mij aangrijpende ontmoetingen, want het afscheid kondigde zich aan.
Wat we, achteraf gezien, ook gemeen hadden was, dat we de eersten waren in onze wederzijdse familiegeschiedenis die aan een universiteit gingen studeren. Voor jou was dat de politiek-sociale faculteit aan de VU in Amsterdam. Daar waren de historici Frits de Jong – ook de baas van het IISG – en Ger Harmsen, docenten die je levenspad op de weg van de geschiedenis van de arbeidersbeweging en socialisme vorm gaven. En wat voor levenspad. Een rijke, prachtige dissertatie over veen- en landarbeiders, een mooi overzichtswerk van de Oude Beweging in Friesland en talloze artikelen. Typisch voor je werk, vind ik, is de aandacht voor gewone mensen in sociale bewegingen, voor lokale leiders, voor de sociale omstandigheden van de aanhang. Natuurlijk heb je ook organisaties beschreven, maar jou biografische geschiedschrijving staat recht overeind als mensengeschiedenis. In zekere zin is dat ook je eigen geschiedenis, die van het rode nest waar je uit kwam, al zijn er ook zwaar gereformeerde voorouders.
In je werk bij de Fryske Akademy heb je ook veel betekend voor de geschiedenis van Friesland in het algemeen, maar je zult toch vooral voortleven als de man die de arbeidersgeschiedenis van It Heitelân bewaard heeft. Van mannen én van vrouwen, zeg ik nadrukkelijk. Dat heb je eveneens gedaan door mee te werken aan tentoonstellingen en documentaires. Behalve academisch historicus was je ook publiekshistoricus.
Als je de geschiedenis van de arbeidersbeweging in Friesland kent, dan kun je natuurlijk niet om Ferdinand Domela Nieuwenhuis heen, een ‘Erflater van de vaderlandse beschaving’, zoals Jan en Annie Romein hem schetsten.
Zeker: in jouw werk heb je de mythe van Domela als grondlegger van het socialisme zeer vakkundig weerlegd, en daarbij juist het belang van Domela als voortstuwer en uitbouwer van de beweging scherp gesteld. Voor geen ander deel van Nederland is het – dankzij jou – duidelijker geworden wat de relaties tussen Domela en de belangrijkste socialisten in Friesland waren. Daarbij bleef Domela als volksopvoeder jou persoonlijk inspireren, ook al bleef jij steeds sociaaldemocratisch gericht in je opvattingen. De foto op de voorzijde van de uitnodiging voor deze herdenkingsbijeenkomst spreekt, wat mij betreft, boekdelen, deze toont jouw grote betrokkenheid bij Ferdinand Domela Nieuwenhuis.
Je wist, met vooral Yme Kuiper, in 1988 volop hernieuwde aandacht voor Domela te genereren door een groot congres over Domela en Friesland te organiseren met allerlei publiekshistorische nevenactiviteiten, zoals een wandelroute voorzien van informatieborden. Wie langs het Posthuis loopt, hier op It Fean (Heerenveen), kan nog het bord over Domela zien, die daar vroeger sprak. We zijn nu bezig met een nieuwe wandel- en fietsroute in jouw geest.
Zonder dit alles zou er geen 1999 zijn geweest, het jaar waarin het Domela-museum verhuisde naar Heerenveen. Je hebt daar, in zekere zin, het voorwerk voor verricht. Toen twee decennia later het voortbestaan van het museum op het spel stond, klom jij op de barricaden en redde, met jouw politieke contacten, het Domela Nieuwenhuis-museum. En toen we, beiden beland in het FDN-fonds, een inbrengdag voor het museum organiseerden, zaten we daar samen: achter de tafel beoordeelden we de binnen gekomen Domela-spullen die mensen aanbrachten, alsof het een Kunst- en Kitsch-opname was.
Al die gelegenheden, waarbij je jouw aandacht speciaal op Domela richtte, heb je altijd goed gedocumenteerd. Het Domela-fonds is je dankbaar dat jij, in het zicht van jouw naderende verlies, die documentatie aan ons toevertrouwd hebt. Deze krijgt zijn plaats in het FDN-archief op het IISG, in Amsterdam.
En daarmee krijgt de ‘herinneraar’ zijn plek in de herinnering aan Domela en blijf je een beetje voortleven, zoals jij dat ook doet in de rijkdom van al jouw publicaties.
Ik noemde Johan in het begin van dit petear het wandelende geheugen van het rode Friesland. En dat is wat mij en onze Domela-vrienden zo getroffen heeft: dat het wrede lot het wandelend geheugen van zijn herinneringsvermogen berooft. Maar ook: dat hij in het zicht van dat wrede lot zijn eigen lot in handen heeft genomen. We zullen hem missen én zijn nagedachtenis bewaren. Voor nu, brengen we hem hulde en wensen we hem en de nabestaanden vrede toe.